Onderzoeker: "Waar slachtoffers Waddenzee worden gevonden, is bijna niet te voorspellen"

© Omrop Fryslân, Lennard Geerts
Het is bijna niet te voorspellen waar de twee vermiste slachtoffers van de aanvaring op de Waddenzee gevonden kunnen worden. Dat zegt Oceanograaf en KNMI-onderzoeker Sybren Drijfhout. Er zijn gewoon te veel variabelen om rekening mee te houden.
Er wordt nog steeds gezocht naar een volwassen man en een jongen die na de aanvaring vrijdag tussen een snelboot en een watertaxi in het Schuitegat worden vermist.
In theorie zou het mogelijk moeten zijn om een model te laten berekenen hoe personen worden meegenomen door de zee, geeft de onderzoeker aan. Maar in de praktijk zijn er te veel hindernissen die het 'bijna onmogelijk' maken.
Waar slachtoffers Waddenzee worden gevonden, is bijna niet te voorspellen
"Er zijn wel modellen van de Wadden- en Noordzee, door bijvoorbeeld TU Delft ontwikkeld. Die gebruiken we ook bij het KNMI en Rijkswaterstaat om stormvloeden te voorspellen. Maar hier moet je nóg preciezer meten", geeft Drijfhout aan.

Waddenzeebodem verandert

Allereerst zou zo'n model al zo gedetailleerd zijn dat een supercomputer het moet oppakken. Maar daarnaast spelen er tal van zaken mee: bijvoorbeeld hoe koud het water is, hoe hard het water stroomt, wat voor persoon het is en hoe lang diegene nog heeft gezwommen en gedreven.
De Waddenzee is vrij ondiep, legt Drijfhout uit. "En hoe ondieper water is, hoe meer de stromingen ook aan de bovenkant gestuurd worden door hoe de bodem eruit ziet."
KNMI-onderzoeker Sybren Drijfhout © ANP
De bodem kan bestaan uit zandbanken en geulen die soms meer dan tien meter breed of zelfs smaller zijn. "Als je dat met een model wilt wilt voorspellen of simuleren, moet je dat oplossen met een heel fijnmazig rooster."
Eén van de zoekacties op de Waddenzee © Omrop Fryslân, Lennard Geerts
Bovendien moet je precies weten wat het zand doet dat wordt meegesleept. "Je moet heel precies weten hoe de zandbodem transformeert, hoe de stromingen als functie van het getij veranderen en hoe de winden waaien. Dat moet je ook weer op een fijne schaal kunnen reproduceren."

'Natte-vinger-aannames'

En de verschillen tussen de kleine schaal van de Waddenzee met wat satellieten waarnemen en weermodellen kunnen opleveren, is groot.
"Er komen dan wel heel veel natte-vinger-aannames bij", zegt Drijfhout, al volgen wind- en luchtdrukverschillen wel ruigere patronen dan stromingen in het water

Berekenen kost tijd

Ook zou het berekenen veel tijd kosten "Er zijn kaarten te maken op een gemiddelde wind, van hoe de stroming ieder uur in een getijcyclus verandert. Die zouden kunnen helpen, maar dan moet je alsnog weten wat voor windcorrectie je toe moet passen. Dat zou met de natte vinger moeten. Want voor je dat op kleinere schalen hebt gezet en in een model hebt gestopt, ben je een hele poos verder."
Oceanograaf en KNMI-onderzoeker Sybren Drijfhout
Als laatste zit er ook een menselijk aspect aan. "Je moet weten hoe lang een persoon door de stroming wordt meegevoerd. Daar is om allerlei redenen ook niet zoveel onderzoek naar gedaan."
Daarbij speelt ook of de persoon nog gezwommen of omgedreven heeft of niet, en hoe lang het heeft geduurd tussen het moment dat een persoon overboord slaat en naar de bodem zakt.