Het levensverhaal van oud-skûtsjeschipper en schaatser Anne Tjerkstra

Anne Tjerkstra bij het huis waar hij van zijn 11e tot zijn 17e woonde © Omrop Fryslân, Geartsje de Vries
Vissen, schaatsen, zwemmen, hutten bouwen... oud-skûtsjeschipper Anne Tjerkstra was als kind altijd buiten te vinden.
In zijn eerste jaren moet dat wel, want in de kajuit van het skûtsje waar zijn vader op vaart, is weinig ruimte. Anne en zijn broers en zusje zitten dan vast aan een touw, zodat ze niet in het water kunnen vallen. Het skûtsje vaart door Fryslân en Drenthe en vervoert turf, bieten, suikerbieten en terpmodder.
"Ik ben in geboren in 1946 en ik heb altijd gezegd dat 1946 een goed bouwjaar is. Maar ik kwam er laatst achter dat Donald Trump ook in 1946 is geboren, en nu vind ik het geen goed bouwjaar meer", lacht Anne Tjerkstra als hem wordt gevraagd naar zijn jonge jaren.
Simmergast: Anne Tjerkstra
Omdat zijn vader en moeder het moeilijk vinden om hun kinderen in een kostgezin achter te laten op een leeftijd dat ze naar school moeten, kiest de vader van Anne voor werk aan de wal. In 1953 wordt hij sluiswachter op de sluis van Terherne en het gezin Tjerkstra gaat wonen in het huis dat daarbij hoort.
De vader en zijn broer - de oom van Anne - worden ook schipper op het Statenjacht van commissaris Linthorst Homan. 's zomers vaart hij op het Statenjacht en 's winters bedient hij de sluis, waar toen nog tol voor werd betaald.
Anne Tjerkstra met zijn moeder en broertje Andries (in de kinderwagen) © eigen foto Anne Tjerkstra
Linthorst Homan is een goede schaatser en als in 1954 de Elfstedentocht wordt uitgeschreven, wil hij meedoen. Vader Tjerkstra en zijn broer worden zijn begeleiders. Anne is dan acht jaar en heeft zelf net schaatsen geleerd in de sluis, op houtjes achter een stoel. Zijn vader en oom gaan een dag voor de tocht naar Leeuwarden, daar slapen ze in het huis van de commissaris die het inschrijfgeld voor ze betaalt en ze schaatsen de tocht. In 1956, het gezin woont dan in Ritsumazijl, doen ze het weer zo.
"Wij woonden toen in Ritsumazijl, waar mijn vader brugwachter was geworden. Mijn vader en oom reden met de commissaris de Elfstedentocht en ik schaatste met mijn maten van Ritsumazijl naar Berltsum. Daar zag ik al die schaatsers met hun handen op de rug schaatsen. Geweldig! Toen we teruggingen naar Ritsumazijl, had ik mijn handjes op de rug. Ik denk dat daar de kiem is gelegd voor mijn schaatscarrière."
Anne Tjerkstra heeft goede herinneringen aan zijn jeugd. "We hebben het nooit slecht gehad. Vlak na de oorlog voeren we door het Friese boerenland en kochten we melk en kaas bij de boer, spek bij de varkensboer en we zorgden zelf voor paling."

Pipo de clown op televisie

In Ritsumazijl loopt Anne aanvankelijk naar school toe. Langs het kanaal loopt hij naar Deinum en 's middags dezelfde route terug. Later krijgt hij een fiets: "Mijn vader kocht bij een fietsenmaker een fiets en die was dan 'gemoffeld'. De fietsenmaker schuurde het frame en spoot dat over. Dat noemen ze moffelen."
In Ritsumazijl verdient Anne 35 cent per week met het ophalen van de aardappels. Van die 35 cent koopt hij drop en salmiak bij de kruidenier in het dorp. "En die kreeg in 1956 een televisie. Daar mochten we op woensdagmiddag Pipo de Clown kijken. Zaten we met alle kinderen bij de televisie. Op een gegeven moment keek ik om en daar lag mijn opa met zijn arkje. Hij zat voor het raam en keek ook naar de televisie. Het was de eerste keer dat hij een televisie zag."
Het verhaal van Anne Tjerkstra
Er komen allemaal herinneringen boven als Anne door Ritsumazijl loopt. "Bij de bomen, daar aan de bakboordkant, heb ik een keer met mijn vrienden een hut gebouwd. Dat weet ik nog als de dag van gisteren." En: "Daar woonde de bakker, die stookte de oven met takken. En dan zat ik met mijn vrienden bovenop de takkenbult te roken. De bakker was natuurlijk boos, want hij was bang dat de boel in de fik zou vliegen. Ik was toen ongeveer tien jaar oud."
Anne Tjerkstra woonde als jongeling bij Joure © Omrop Fryslân, Geartsje de Vries
In 1957 verhuist het gezin alweer, naar de Jouster sluis, vlakbij Joure. Zijn vader wordt bakenmeester en zorgt ervoor dat de betonning in Fryslân op orde is. Anne moet dan opnieuw naar een andere school en nieuwe vrienden vinden.
"Toen we zo afgelegen kwamen wonen vond ik het eerst maar niks. Je komt in de klas en alle kinderen kijken naar je alsof je een wereldwonder bent. Maar dat was na een week of zo ook wel weer goed. Ik vocht me er soms wel tussen hoor. Als er sommigen waren die mij pestten, dan deed ik mijn klompen uit en sloeg ik ze met een klomp op hun kop. Dan wilde ik het liefst dat het nieuwe klompen waren, want die kwamen harder aan dan de versleten klompen."

Radio aan in de kerk

Zijn ouders waren gemakkelijk. "We mochten veel. Maar 's zondags moesten we wel een keer per dag naar de kerk. Dat vonden we niet leuk, want dan moesten we ruim een uur stilzitten. Mijn broer heeft een tijd gehad dat hij een radiootje meenam en dan luisterden we tijdens de preek naar de radio. Op een gegeven moment zette hij hem heel luid en kreeg hij de dominee stil. Daarna moest hij de radio inleveren als we 's zondags naar de kerk gingen."
Anne vertelt het verhaal met een ondeugende schittering in zijn ogen. Hij weet nog een verhaal over de kerkbezoeken. "In Deinum stond er midden in de kerk een grote kachel. We schoten dan altijd met elastiekjes die we hadden meegenomen op die kachel. Dat rookte en stonk enorm!"
Anne is elf jaar als hij bij de Jouster sluis komt wonen. Hij gaat in Joure naar de lagere school, maar leert niet makkelijk. De goede cijfers haalt hij op tekenen en gymnastiek. Als hij thuis is, is hij altijd buiten te vinden. "'s Nachts vissen en stropen en in het voorjaar eieren zoeken. We waren echte buitenkinderen."
Anne Tjerkstra met de marine in Londen © Eigen foto Anne Tjerkstra
's Zomers komt het skûtsje van Earnewâld, met Berend Mink aan het helmhout voor het huis en er wordt van alles in het ruim geladen. "En dan gingen we naar Grou om 14 dagen te zeilen. Mijn vader was fokkenist op Earnewâld en ik heb daar als kind ook op gezeild." Tjerkstra heeft goede herinneringen aan die weken. "Het was een grote familie. De eerste verkeringen zijn daar ontstaan. Je snapt het wel: een beetje zoenen met de meisjes in de vloot. Als we dan weer thuis waren, had ik bijna heimwee naar die mensen."

Marine

Na de lagere school volgt hij de ambachtsschool waar hij leert voor automonteur en machinebankwerker. Hij is zeventien jaar als hij bij de marine gaat. In Amsterdam krijgt hij eerst een opleiding tot machinist en daarna vaart hij de hele wereld over. Tjerkstra gaat op een onderzeebootjager varen, nadat hij voor zijn oren wordt afgekeurd om op een duikboot te varen. Hij moet onderzeeërs met dieptebommen onschadelijk maken.
"Wij waren op de Middellandse Zee met allemaal schepen van NAVO-landen voor een oefening. 's Ochtends vroeg hebben we een onderzeeër met sonar te pakken. Een matroos kreeg de opdracht om drie handgranaten te gooien en dan moest de onderzeeër naar boven komen. Wat denk je? Op veertig meter komt een duikboot boven... een Rus! Die lag daar te spioneren. Een aan de horizon allemaal vissersboten vol met antennes. Ook allemaal Russen die ons bespioneerden. Als de NAVO er toen niet was geweest, hadden we allemaal Russisch gesproken."
Anne Tjerkstra als schipper op het Jouster skûtsje © Eigen foto Anne Tjerkstra
Na zijn tijd bij de marine heeft Tjerkstra verschillende banen: onderhoudsmonteur op de zuivelfabriek, monteur bij Lankhorst touwfabrieken en daarna wordt hij net als zijn vader schipper op het Statenjacht. Eerst samen met zijn oom Andries en dan met Pieter Brouwer.

Schipper op het Statenjacht

"Daar heb ik een mooi verhaal over. Wij waren een keer aan het varen met commissaris Wiegel. Pieter en ik samen mee en Pieter van Vollenhoven en Margriet waren onze gasten. Pieter Brouwer stond aan het helmhout en ik zat aan de fok. Het was mooi weer en we zeilden van het Pikmar de Tynje in. Dat is daar erg smal en ik zag dat we moesten draaien. Dus ik riep over mijn schouders: draaien Pieter! "Komt voor elkaar" zei iemand.
Dat is Wiegel. Die had altijd humor en maakte geen onderscheid tussen minister of stratenmaker.
Anne Tjerkstra over zijn favoriete commissaris
"Stond Pieter van Vollenhoven aan het roer! Pieter Brouwer lag achterin dubbel van het lachen. Even later moesten we weer draaien maar ik dacht "Ik zeg niks. Draait Wiegel zich om en roept "Draaien Pieter"!"
Tjerkstra is uiteindelijk 33 jaar schipper van het Statenjacht geweest en als hem wordt gevraagd met welke commissaris hij het prettigste werkte, hoeft hij niet lang na te denken. "Dat is Wiegel. Die had altijd humor en maakt geen onderscheid tussen minister of stratenmaker."
Anne Tjerkstra traint in Thialf voor de Elfstedentocht © Eigen foto Anne Tjerkstra
Anne Tjerkstra trouwt met Klaasje. Ze krijgen een dochter: Christina. Klaasje wordt ziek en later blijkt dat Christina dezelfde ziekte heeft. "Zoiets overkomt je. Iedereen die zoiets meemaakt, weet dat het leven doorgaat. Ik heb het niet weggestopt, maar heb het wel verwerkt."
Het overlijden van Christina heeft Tjerkstra volgens eigen zeggen verwerkt doordat hij begint met het bouwen van klein skûtsje als doodskist. Hij wil ermee in het crematorium worden geschoven. "Ik dacht, dat is binnen twee weken wel klaar. Het komt niet zo precies, want dat ding wordt toch verbrand."
Maar het bouwen aan het skûtsje houdt hem lang bezig. Tot 's avonds laat is hij ermee bezig. "Achteraf denk ik dat het mijn manier was om om te gaan met de dood van Christina." Het skûtsje is zo mooi geworden dat hij het plan om het te verbranden heeft laten varen. "Nee, dat kan niet. Daar is hij te mooi voor. Dat zeggen de kinderen ook. Ze willen mij wel verbranden, maar dat skûtsje niet."

Bemanningslid op Grou

Ondertussen is Anne Tjerkstra al meer dan dertig jaar gelukkig met Geeske. "Geeske komt ook uit een skûtsjefamilie. Het is de zus van Rienk Zwaga, waarmee ik jarenlang heb gezeild op de Súdwesthoeke. We begrijpen elkaar." De dochter van Geeske, Aleida, is de vrouw van Douwe Visser, de schipper van het Grouster skûtsje. Zo komt het dat Anne alweer jarenlang bemanningslid is op het skûtsje van Grou.
Anne Tjerkstra is niet alleen bekend als skûtsjeschipper. Hij is ook altijd een van de eersten die op schaatsen staat als er ijs in de vaarten ligt en hij heeft met zijn schaatsvrienden ook al een paar keer een 'wilde' Elfstedentocht gereden. Verder heeft hij als schilder een aantal keer het nieuws gehaald. Op een oud zeil van het Statenjacht schildert hij de hoofden van de skûtsjeschippers. Helemaal bovenaan staat Ulbe Zwaga. "De beste skûtsjeschipper ooit. Die moet bovenaan."
Buro de Vries zoekt deze zomer levensverhalen op van bekende(re) Friezen en Friezinnen op leeftijd. Ze kijken terug op hun jeugd en welke invloed dat had op hun leven.
De levensverhalen worden 's zondags om 12.00 uur op de radio verteld. Het volledige gesprek is ook als podcast terug te luisteren: hier of in jouw podcastapp.