Kaatswetenschapper Breuker: basis verspreiding kaatssport ligt in 1505

Dat het kaatsen in Fryslân voor een groot deel beperkt is gebleven tot de hoek in het noordwesten van onze provincie, komt door het werk op het platteland, eeuwen geleden. Dat is de hypothese van kaatshistoricus en -wetenschapper Pieter Breuker. "In 1505 is het hart van het kaatsen daar ontstaan. Daarvandaan heeft de sport zich langzaam maar zeker verspreid, maar het is eigenlijk nooit verder gekomen dan de lijn Sneek-Bolsward-Leeuwarden-Dokkum", zegt Breuker.
De 150e PC, yn 2003 © ANP
Breuker geeft eerlijk toe dat het een hypothese is, maar die is nog nooit weerlegd, dus het lijkt aannemelijk, volgens Breuker. "Er is veel over gefilosofeerd", zegt hij. "Volgens mij is er iets te veel over gespeculeerd. Er zijn zaken als het 'open landschap' bijgehaald als verklaring, of de aard van de mensen. Maar volgens mij ligt het veel eenvoudiger."

Grote rol voor arbeiders Biesbosch

Voor die uitleg gaat Breuker terug naar 1505. "Toen werd Het Bildt ingepolderd. De mensen die dat deden, kwamen vrijwel allemaal uit de regio rond de Biesbosch. Dat ging om een paar honderd jonge mannen die in de zomer van 1505 die dijk inpolderden. Het interessante is dat toen in die hoek van Nederland, de Biesbosch dus, al volop gekaatst werd. Dan gaat het om west-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland. "Het kan niet anders dat onder die honderden jonge mannen ook kaatsers zaten", zegt Breuker.
Die jongens uit de Biesbosch zaten dus in de zomer in de noordwestelijke hoek van Fryslân om te werken. "Maar ze waren niet alleen aan het werken, ze wilden ook ontspanning hebben. Er waren plaatsen hier waar ze prima konden kaatsen. Dus zo hebben ze het volkskaatsen in Fryslân geïntroduceerd. Misschien werd er ook al op kleine schaal gekaatst en dan hebben ze het flink versterkt. Ze hebben in ieder geval een grote rol gespeeld."
De PC yn 1967 © ANP
Dat was aan het begin van de zestiende eeuw, intussen ruim vijfhonderd jaar geleden. Toch is het kaatsen nooit echt groot geworden in bijvoorbeeld de Friese Wouden of in de Stellingwerven. Ook dat is te verklaren, zegt Breuker. "Wat nu de kaatshoek is, is ook de 'bouhoeke' (hoger gelegen akkerbouwgronden in Fryslân, red.). Er zijn twee 'bouhoeken' in Fryslân: de grote, tussen Leeuwarden en Dokkum, en de kleine, rondom Franeker, Harlingen, Pingjum en Witmarsum. Daar zaten 400 é 500 jaar geleden allemaal akkerbouwers met veel arbeiders."
Akkerbouwarbeiders hadden zomers, anders dan de collega's in de veehouderij, tijd om te kaatsen.
Pieter Breuker
En er is een belangrijk verschil tussen akkerbouwers en veehouders, zegt Breuker. "De veehouders moesten zomers werken. De arbeiders op akkerbouwbedrijven hadden het in het voorjaar erg druk en daarna pas in augustus weer. Anders gezegd: op die akkerbouwbedrijven waren veel arbeiders die kaatsten. Zij hadden zomers, anders dan de collega's in de veehouderij, tijd om te kaatsen. Dat is de belangrijkste reden dat het zich daar heeft verspreid en beperkt bleef tot dat gebied. De basis ligt daar."
Initiatieven om kaatssport uit te breiden
Er zijn wel initiatieven geweest om de kaatssport uit te breiden in de provincie. "Absoluut. Ik durf wel te zeggen dat Willem Westra de grootste organisator was", zegt Breuker. "Westra was de eerste voorzitter van de kaatsbond, dat opgericht werd in 1897. Westra had als een van zijn doelen om het kaatsen weer te verheffen tot de oude, nationale sport die het ooit was. Want tot 1750 of 1800 was het kaatsen als volkssport heel algemeen in grote delen van Nederland. Geleidelijk is dat in grote gedeeltes weer uitgestorven, tot in Noord- en Zuid-Holland in het begin van de twintigste eeuw weer wat gekaatst werd, al was het daar wel een beetje anders dan in Fryslân. Maar Westra wou het kaatsen opnieuw invoeren in heel Nederland."
Iets nieuws introduceren is al lastig, maar andere nieuwe sporten maakten dat alleen maar lastiger.
Pieter Breuker
Dat is deels geslaagd, vertelt Breuker. "Want er waren wat verenigingen in de Randstad, maar hij heeft ook zijn uiterste best gedaan om het in Fryslân buiten de kaatshoek populairder te maken. Daar zijn ook wel wat verenigingen, zoals in Tjalleberd. Maar het heeft nooit meer echt een poot aan de grond gekregen." Daar was het la te laat voor, legt Breuker uit, "Het wou niet meer, want het was net de tijd dat andere sporten opkwamen, zoals het voetballen. Het korfballen was ook een serieuze concurrent, dat is in 1902 ontstaan. Wat nieuws introduceren is al lastig, maar de andere nieuwe sporten maakten dat alleen maar lastiger."

Niet helemaal mislukt

Er wordt wel een beetje gekaatst in bijvoorbeeld de Friese Wouden. "Ik woon nu in Feanwâlden en ik heb hier ook wel gekaatst. Er zijn hier redelijk bloeiende kaatsverenigingen geweest. Damwâld heeft een vereniging van belang, Burgum ook wel een beetje, de -kerken ook, zoals Gytsjerk. Het is niet zo dat het helemaal niet leeft. Johan van der Meulen, drie keer winnaar van de PC, komt ook uit Broeksterwâld bijvoorbeeld. Dus het op gang krijgen van het kaatsen buiten de kaatshoek is niet helemaal mislukt, dat kan je niet zeggen", aldus Breuker.
De PC yn 1982 © ANP
Momenteel is het niet de focus van de KNKB om het kaatsen in andere plaatsen populairder te maken. "Waar ze wel actief mee bezig zijn, is het kaatsen terugkrijgen op de Olympische Spelen", zegt Breuker. Hij vindt dat een goede ontwikkeling. "Het kaatsen is zeven keer op de Olympische Spelen geweest. Dat was vooral in andere varianten, ons spel was alleen in Amsterdam in 1928. Dat was al een wonder. In 1992 in Barcelona is het ook geprobeerd, maar dat was toen kansloos."
Nu zijn er dus nieuwe initiatieven, maar dat gaat weer niet om de Friese variant. Breuker: "De kans dat ons kaatsen ooit weer op de Olympische Spelen komt, is nihil. Maar het muurkaatsen, ook wel wallball genoemd, is internationaal een grote sport. Alleen in New York zijn er al tienduizenden mensen die het beoefenen. Dus dat heeft wel kans. De bond moet nu meer bezig met verbreding op internationaal niveau." Zelf is Breuker bezig met een boek over het kaatsen op de Olympische Spelen. "Daarover komt volgend jaar een grote tentoonstelling, en dat loopt wel aardig."
Steeds drukker
De kans dat de Friese variant van het kaatsen echt een grote sport wordt buiten de kaatshoek, is volgens Breuker klein. "Ik denk dat dat heel lastig wordt." Rond 1900 was er concurrentie van andere sporten. Die is er nog steeds en bovendien krijgen mensen het steeds drukker. "Mensen hebben meer en meer zaken om te doen met hun vrije tijd, dus de kans dat het kaatsen daartussen komt acht ik niet groot."
De PC yn 1996 © ANP