De Friese cultuurwereld kraakt in z'n voegen: hoe is het zo ver gekomen?

De Friese cultuursector kraakt in z'n voegen onder de aanhoudende druk van de coronamaatregelen. Het is nog afwachten wie overleeft en wie niet. Met name voor zelfstandigen in de kunst en cultuur - de acteurs, de beeldend kunstenaars en de muzikanten - is de coronacrisis funest.
© Shutterstock.com / LightField Studios
Veel zelfstandige cultuurmakers zijn op zoek naar ander werk of vertrekken uit Fryslân, zo blijkt uit een enquête van Omrop Fryslân. Hun podia, zoals theaters en musea, worden gered met coronasteun, maar het geld stroomt niet naar hen omdat ze niet kunnen optreden of exposeren. Zo is de sector ingericht en in de afgelopen tien jaar gegroeid. Het bepaalt de gevolgen van de coronacrisis voor de makers.

Bezuinigingen

Na de flinke bezuinigingen in de cultuursector in 2013 waren Friese kunstenaars op zichzelf aangewezen. Als in 2011 toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, VVD) aankondigt dat het jaarlijkse subsidiebudget voor de cultuursector bijna een kwart miljoen moet inleveren, staat de sector op de achterste benen.
De woede is groot: van de 900 miljoen euro per jaar wordt ruim 200 miljoen euro af gehaald. Kunstenaars en liefhebbers houden De Mars der Beschaving, door het hele land zijn ludieke protesten.
De Mars der Beschaving begint bij Oerol op Terschelling, juni 2011 © ANP
Maar de bezuinigingen komen er. En niet geleidelijk, zoals de Raad voor Cultuur adviseerde. Zijlstra haalt in 2013 direct de volledige 200 miljoen uit het landelijke budget. Doordat op de jaarlijkse subsidie bijna een kwart bezuinigd wordt, verdwijnt alles wat ook maar een beetje experimenteel en onconventioneel is.

Een appel en een ei

Kunstenaars en andere cultuurmakers in Fryslân gaan noodgedwongen zelf aan de slag. In die tijd was er in onze provincie veel goedkope huisvesting, zoals antikraakwoningen, die de ruimte bieden om in zogeheten feestgroepen bijeen te komen. In die feestgroepen heerst een grote vrijheid en ontstaat veel vernieuwing.
Veel bekende grote evenementen en initiatieven, zoals Hania Leeuwarden, Culturele Hoofdstad en Welcome to the Village, zijn in deze periode ontstaan.
Bezoekers op Welcome to the Village, juli 2015 © ANP
Bijna voor niets steken de overgebleven kunstenaars de handen uit de mouwen in hun vakgebied. Als snel blijkt dat het voor de makers die midden in hun carrière staan, in Fryslân slecht vertoeven is. Jonge makers, vaak nog zonder gezin en duur koop- of huurhuis, kunnen het zich permitteren om voor weinig geld hun werk te doen.
Gevestigde namen, makers die al langere tijd hun carrière hebben opgebouwd, zijn verzekerd van opdrachten. Maar de kunstenaars, acteurs en andere makers die ertussenin vallen, moeten de afweging maken: wil ik kunst blijven maken of in mijn levensonderhoud kunnen voorzien?

Meer subsidie

De provincie Fryslân trekt zich het lot van de sector aan en komt met een vaste bijdrage aan de kunstsector. Ook de houding van de Raad voor Cultuur en de zes Rijkscultuurfondsen verandert: er komt steeds meer subsidie naar het Noorden. In 2013, 2014 en 2015 komt er in totaal 3,3 miljoen per jaar naar Friese theaters, musea en festivals in de vorm van meerjarige subsidies.
In de jaren daarna begint dat op te lopen. Een totaalbedrag aan subsidies van het Rijk voor Friese cultuurorganisaties is in 2017 net iets meer dan vier miljoen euro en in 2020 bijna 4,4 miljoen euro. Voor 2021 staat er in het overzicht van het ministerie zelfs meer dan vijf miljoen begroot voor Friese culturele instellingen. Ook het aantal organisaties dat subsidie ontvangt, neemt toe. Waren het er in 2013 nog vier, intussen zijn het er twaalf.
Bovenop de vaste meerjarige subsidies gaat er in 2018 ook vijf miljoen subsidie naar Culturele Hoofdstad. In 2020 en de eerste helft van 2021 komt in totaal bijna 11 miljoen euro naar Fryslân om de sector door de coronacrisis te helpen. In de afgelopen jaren heeft zich dus een stevig systeem gevormd, bestaande uit kanalen tussen de fondsen en de organisaties in het Friese cultuurlandschap, waarin de subsidie steeds beter stroomt. Maar die subsidie, en nu ook de coronasteun, stroomt naar de organisaties en daar zit de crux in dit verhaal.

Waar de subsidie stroomt, stroomt de coronasteun

De organisaties, zoals theaters en musea, worden in leven gehouden met de coronasteun. Ze kunnen hun verwarming en onderhoud betalen en hun mensen in dienst houden nu er geen inkomsten meer uit kaartverkoop komen. Maar ze exposeren geen werk van beeldend kunstenaars. Ze hebben geen acteurs op hun podia staan. Die kunstenaars en acteurs zijn bijna allemaal zelfstandig ondernemer, en ze zijn niet direct, zoals de cultuurinstellingen, aangesloten op de steeds beter functionerende infrastructuur van cultuursubsidies.
En juist met deze infrastructuur kan men aan coronasteun komen. Die steun stroomt alleen niet verder dan de organisaties, omdat er geen kunst wordt getoond door de makers, en ze dus geen opdrachten meer uitvoeren voor de instellingen.
De zzp'ers in de kunst en cultuur kunnen intussen enkel aanspraak maken op de TOZO. Dat is de overbruggingsregeling van de overheid die ervoor zorgt dat zelfstandigen hun inkomen kunnen aanvullen tot bijstandsniveau, mocht het inkomen onder het sociaal minimum komen door de coronacrisis. Alleen al in 2020 kregen 650 Friese zelfstandigen in culturele beroepen zo'n TOZO-uitkering. Maar verder dan het bijstandsniveau gaat deze steun niet.

Hoe redden we de kunstenaars?

De provincie verwacht dat dit voor een flinke klap in de cultuursector zal zorgen: kunstenaars moeten het met minder geld doen en zullen de sector achter zich laten. Nieuwe kunstenaars die van de kunstacademies komen, zullen bang zijn om werk te zoeken in de cultuursector, nu het levensonderhoud zo onzeker is.
Al in de zomer van 2020 was meer dan de helft van de mensen die werd ondervraagd met een enquête van Omrop Fryslân bang voor het voortbestaan van het werk in de culturele sector. Zo'n derde deel dacht er toen al over na om werk buiten de sector te zoeken. Intussen blijft de crisis maar voortduren. De provincie verwacht dat we de gevolgen hiervan de komende twee tot drie, misschien wel de komende vier jaar, blijven zien.
Door de steun blijven de instellingen overeind, maar er zal een flinke daling te zien zijn onder de makers zelf. En wie staat er dan straks op de podia die de crisis wel hebben overleefd? Wie exposeert beelden en schilderijen in de musea die zijn gered door de coronasteun? Hebben we straks de organisaties in leven gehouden, maar zijn de theaters en de musea lege hulzen geworden omdat er geen kunstenaars meer over zijn?
Musea zijn al sinds december vorig jaar gesloten © ANP
De provincie Fryslân verwacht dat zelfstandigen die goed de weg weten te vinden zich wel zullen redden, maar dat juist de jonge makers en zelfstandigen die dat minder goed kunnen, omvallen of wegtrekken uit de sector, of misschien na de kunstacademie nooit beginnen aan een carrière in de cultuursector. Ook de provincie ziet het probleem van de coronasteun, die blijft steken in de instellingen zolang de musea en theaters gesloten blijven.

Hoe redden we de makers?

De provincie is op dit moment dan ook bezig met het beantwoorden van de centrale vraag: hoe zorgen we dat we, naast het in leven houden van de organisaties, ook de makers de mogelijkheid bieden om in Fryslân te blijven en te werken in de cultuur? Een eerste stap is een nieuw fonds, dat ook subsidies geeft aan pilotprojecten en dus, in tegenstelling tot andere landelijke en provinciale fondsen, kansen geeft aan kunstenaars die zich nog niet bewezen hebben.