De toan fan Anne-Meta Kobes: "Lampionnen"

"De duisternis viel de straten van Hollum binnen. De weg bij de driesprong glom van de miezer. En van: de lichtjes die heen en weer bungelden boven de stenen.
Die beweging werd veroorzaakt door kinderhanden die enthousiast hun zelfgemaakte lampionnen lieten zien aan buren en klasgenoten. Het was tijd voor de lamppionnenoptocht de traditionele rondgang met muziek en lichtjes, door het dorp.
Het dorpsbelang had een vrolijke poster verspreid waarop de datum stond: zoals altijd de woensdag in de noordelijke herfstvakantie. Deze lampionnenoptocht op de westkant van het eiland, heeft dan ook niets met het novemberfeest Sint Maarten te maken. Hier geen verzameld snoep of gezongen liedjes maar wel: heel veel licht.
De poster vermeldde ook dat je mee kon lopen met lampion of met een fakkel. Als je die laatste droeg dan moest je, voor de veiligheid, achter aansluiten. Terwijl we ons opstelden, zag ik de oudste jeugd al vurig met hun fakkels zwaaien hoewel die nog niet eens waren aangestoken.
Zo vulde de driesprong zich steeds verder. Het werd een grote groep. Er klonk opgewonden geroep. En toen was daar opeens: heel fél licht. Twee koplampen en een balk met oranje letters. De bus naderde!
Zij moest het kruispunt over, bovendien was er een halte midden in het feestgedruis. Als vuurvliegen tuurden we naar de kolos die tevoorschijn kwam uit de Westerlaan. Maar we verroerden ons niet.
Het steeds verder oprukkend feest hield de overhand. Tot de voorzitter riep: 'even aan de kant!'. Toen weken de dansende lampionnen uiteen en kon de bus stapvoets passeren.
Nadat de duisternis was teruggekeerd, hees het muziekkorps zich op een kleine truck met aanhanger en ontstak haar eigen lantaarnpaal. Daarbij kon het notenschrift worden gelezen. Een fluitje klonk, de truck trok op en het korps zette in. En zo trokken we het hele dorp rond. In marstempo.
Het miezerde nog steeds toen we na drie kwartier terugkeerden op de driesprong. De regen had enkele lampionnen uit het lood geslagen, maar het korps speelde onvermoeibaar door.
Toen opnieuw een bus naderde, nu van de andere kant, hobbelde hun wagen de berm in. Daar passeerden de kinderen, op weg naar hun bed. Met natte haren maar met hun licht nog steeds trots voor hen uit."